zaterdag 30 juni 2012

Clubkampioenschap GVAV Triathlon (3e plaats!)


Wat een idiote wereld, dacht hij toen hij uit het raam keek. Een uur geleden had hij al een groep mafketels gezien bij het water. Sommigen hadden een strakke zwembroek aan. Dat vond hij bij een temperatuur van achttien graden op zijn zachts gezegd bijzonder. De meesten daarentegen liepen in een rubberen duikerspak. Tenminste, dat is wat hij er van kon maken. Ga dan niet het water in, had hij tegen zichzelf gezegd toen hij onderweg was naar huis.

Het was een lange dag geweest. Vandaag was hij wezen klussen. Een oude kennis van zijn vader was pas verhuisd naar Klein Wetsinge en er waren nog wel een paar helpende handen nodig om de oude, ietwat statige boerderij, dat door de huizenmarktcrisis voor een prikkie was gekocht, op te knappen. Het was voor hem de manier om rond te komen, want economisch zat het tij niet mee en wit werk was niet onmiddellijk voor handen.

Zeker niet in Garnwerd, zijn geboortedorp. De plek waar hij nu nog steeds woonde en de plek waar hij waarschijnlijk ook dood zou gaan. Economisch gezien moet Garnwerd het hebben van toeristen. Mensen die, aan het water, willen genieten van het “beschermde dorpsgezicht” en tegen maniakale prijzen koffie en appelgebak bestellen bij café Hammingh. Vanachter het raam van zijn overerfde woning van neef Eltjo, die zelf de kleinzoon was van een oude herenboer, zag hij ze komen en gaan. Groepjes ouwevandagen op elektrische fietsen die vanuit Feerwerd of Steentil een pitstop hielden aan het Reitdiep. Ook zag hij regelmatig studentikoze jongens en meisjes op wielrenfietsen sprinten om als eerste het plaatsnaambordje van zijn dorp gepasseerd te hebben. Hij dacht er het zijne van. Wat deden die lui eigenlijk voor de kost?

Hij zag zijn vette haren, stoppelbaard en scheve neus weerspiegelen in het raam en dacht zelfs te zien dat er wallen onder zijn ogen zaten. De zomer van 2012, dacht hij: alleen, werkloos, Nederland voortijdig uit het EK, en dan ook nog eens kutweer. Veel erger kon het niet worden. Hoewel, als Duitsland morgen weer wint, dat zou nog erger zijn.

Kleine groepjes fietsers kwamen voorbij. Weer zo’n club. Sommigen van hen herkende hij: dat waren die duikers. Keuvelend en bijna allemaal dezelfde rood-blauwe tenues. Zie ons eens gezellig met zijn allen in dezelfde pakjes rondrijden. Wat een sekte, dacht hij. Hij moest er haast van lachen toen hij opmerkte dat deze groep fietsers, naast de identieke outfits, ook allemaal eenzelfde soort stuur op de fiets had zitten. Hij kon het niet precies duiden, maar het leken op koehoorns, alleen dan zwart en dunner. Hij zag het nut er niet van in, want het meerendeel zat recht overeind op de fiets. Alsof ze zojuist een wedstrijd hadden gereden. Hij schoot spontaan in een stuip toen een éénling met een veel te grote helm voorbij fietste. Haha, wat een helm. Die wordt vast zo gelanceerd naar Mars. Mafketel.

Toen de kudde rood-blauwe fietsers voorbij was getrokken, besloot hij om een boterham met leverworst te smeren en naar zijn moestuin te gaan. Hij trok zijn legergroene laarzen aan en deed geen jas aan. Als ze het Reitdiep induiken dan is een jas ook niet nodig. Bij het verlaten van het huis zag hij de overbuurvrouw. “Eens kijken of ik binnenkort bloemkool kan maken”, riep hij, alsof de meewarige blik van de buurvrouw synoniem was aan de vraag wat hij op dit late tijdstip nog ging doen. Hij wachtte een reactie van de buurvrouw niet eens af en liep de hoek om. Hij werd weer een beetje vrolijk van de gedachte aan bloemkool.  Aardappelen, bloemkool, appelmoes, en een beetje jus. Lekker.

Hij was de hoek nog niet om of hij zag een peloton hardlopers voorbij razen. Mannen en vrouwen. De meeste van zijn leeftijd, maar een paar waren duidelijk ouder. "Ach nee, het zijn diezelfde mafketels weer met hun te strakke blauw-rode pakjes". Wat zijn er boel idioten op deze wereld. "Ze zullen wel plezier hebben", stamelde hij. Hij vervolgde zijn weg richting moestuin en probeerde niet aan de idioterie van daarnet te denken. Bloemkool met appelmoes, dat gaat de wereld redden, mompelde hij in zichzelf. Hij was zich ervan bewust dat hij vandaag erg cynisch was.

woensdag 27 juni 2012

Herinnering aan de Speedman

Elke keer als ik een reclame over smeerkaas op televisie zie, denk ik terug aan een lunch die ik ooit had met mijn klasgenoten van de middelbare school. Het was september 1997 en we waren een week in Parijs op schoolreis. Het was de week van het overlijden van Lady Di en, hoe ongepast of toepasselijk dan ook, zongen we de hele week: "Is er leven na de dood?" van Freek de Jonge, die op dat moment op nummer 1 in de top 40 stond. De lunch vond plaats langs de Seine en was niet bijzonder. Het was een een goedkoop stokbroodje met camembert. Het brood was van het soort dat je koopt in de supermarkt als je op zaterdagavond even voor sluitingstijd erachter komt dat je nog geen ontbijt in huis hebt voor de volgende ochtend. Droog dus. Zo droog, dat aan het einde van de week ik schaafwonden in mijn gehemelte had en ik geen camembert meer kon zeggen. Hoewel de lunch slechts een detail was van een enerverende week, is het de meest scherpe herinnering die ik heb aan onze schoolreis naar Parijs.

Als ik over vijf jaar terugdenk aan de Speedman triatlon van twee weken geleden, dan zal waarschijnlijk hetzelfde gebeuren. De zaken die belangwekkend zijn en die ik in een regulier wedstrijdverslag zou verslaan, zullen mij niet meer helder voor de geest staan. Ik zal dan waarschijnlijk vergeten zijn dat ik voor mijn doen zeer behoorlijk heb gezwommen. Zeker na de aaneenschakeling van teleurstellende open-water-trainingen in de weken ervoor. Ook zal ik hoogstwaarschijnlijk vergeten zijn dat ik nooit sneller was op de olympische afstand dan de twee-uur-zeven-en-nog-iets die ik op mijn stopwatch zag staan nadat ik de finish was gepasseerd. Nee, als ik nu een voorspelling moet doen over datgene wat mij bij zal blijven dan zal dat waarschijnlijk mijn drievoudige ontmoeting zijn met oud-GVAV-er en goede bekende: Jan Willem. 

Ruim een uur voor de start van de OD kwamen wij elkaar voor het eerst tegen. Na de gebruikelijke ditjes-en-datjes sloot Jan Willem af met de woorden: "Ik zie je wel op het loopparkoers", waarop ik antwoordde: "Dus je gaat er van uit dat ik weer slecht zwem en fiets". Mijn onverbeterlijke opmerking zette de toon. Zelfs al zou ik goed presteren, ik was nog nooit sneller van de fiets en eerder op het loopparkoers dan Jan Willem. Dat wist hij natuurlijk ook. Al lachend begonnen we daarom met onze wedstrijdvoorbereiding.

De tweede ontmoeting was tijdens de tweede fietsronde. Ik kreeg Jan Willem bij het verlaten van Enumatil in het vizier en kwam langzaam maar zeker dichterbij. Bij het ingaan van Oostwold zat ik vlak achter hem. Ik hield even in, nam een slok sportdrank, schakelde bij en zette een versnelling in: "Kom op Bossie" zei ik, terwijl ik hem passeerde. Zijn reactie was even onverwacht als motiverend. "Dit moet toch niet gekker worden, komt die Jong-A-Pin ineens voorbij , ..., ...". Ik zal het citaat hier eindigen, maar bij het verlaten van Oostwold, zeker een minuut later, hoorde ik hem nog steeds brullen.

Vanwege een keerpunt in het loopparkoers kwamen we elkaar een derde keer tegen. Ik was het looponderdeel te hard gestart en had na het keerpunt net mijn ritme gevonden. Jan Willem daarentegen moest zijn dieselmotor nog op gang krijgen. "Je hebt echt fantastisch gefietst, Richard! Echt geweldig!", coachte Jan Willem mij. Heel even maakte een onvergetelijke trots zich meester van mij. Tot ziens ritme, hallo adrenaline. Daarna heb ik nog ruim een half uur afgezien. Zo erg, dat ik bij de finish geen camembert meer kon zeggen.


maandag 25 juni 2012

Ambities

Zojuist wilde ik gaan fietsen. Ik had mijn fietskleding al aangetrokken, de bidons gevuld en ging op zoek naar mijn fietsschoenen. Een paar oude Shimano's die ik gebruik als ik met slecht weer op pad ga. De schoenen waren nog gevuld met oude kranten die de regendruppels van de vorige training volledig geabsobeerd hadden. Een nostalgische geur kwam omhoog. De Shimano's roken naar mijn eerste paar voetbalschoenen. Zwarte leren schoenen van het merk Puma, model Frank Rijkaard. Ik was erg trots op mijn Puma's. Ik voetbalde de hele dag op ze. Als ik klaar was met spelen, poetste ik ze in de schuur van mijn ouderlijk huis. Als ze schoon waren, plaatste ik ze naast de kattenbak, of in ieder geval dichtbij de achterdeur. Zo wist ik zeker dat ik ze snel kon vinden als mijn vriendjes aan de deur kwamen om een partijtje te spelen. Soms vergat ik ze te poetsen, of had ik er gewoon geen zin in. Dan kregen ze een bijzondere geur. Zoals mijn fietsschoenen nu roken. Terwijl ik de kranten uit mijn fietsschoenen haalde, had ik weer even de ambities van de zevenjarige die ik ooit was. Ik zou net zo goed worden als Frank Rijkaard of misschien wel beter. Dat is niet gelukt. Nu heb ik andere ambities. Ik heb me een paar dagen geleden ingeschreven voor Ironman Frankfurt op 7 juli 2013. Ironman betekent 3.8km zwemmen, 180km fietsen en 42.2km hardlopen. Dat is ver. Heel ver. Ik heb het al eens gedaan, maar nu moet het sneller. En daarom moet er getraind worden. Ik trok mijn schoenen aan bij de achterdeur en haalde mijn fiets uit de schuur. Op het moment dat ik weg wilde fietsen, begon het hard te regenen. Nu, tien minuten later, ben ik deze blog gestart.