Toen ik mij voor de eerste keer voorbereidde op een marathon (Rotterdam, 2005) volgde ik een trainingsschema. Deze was zorgvuldig samengesteld door mijn toenmalige looptrainer en zou mij klaarstomen voor een tijd van 3uur en 15minuten. Ik was heel blij met mijn schema. Het was in elkaar geknutseld door een ervaren hardloper, die mij ook nog eens adviezen gaf over voeding en allerlei andere zaken die gerelateerd waren aan hardlopen. Het schema en de adviezen gaven mij een gevoel van zekerheid. Als ik me er aan zou houden, kon op de grote dag van de marathon niks meer misgaan. My precious!
De trainingen waren aanvankelijk niet al te zwaar en de eerste acht weken doorliep ik het schema naar tevredenheid. Mijn leefstijl was veranderd van studentikoos naar die van een monnik. Ik sloeg etentjes en borrels over en ging vroeg naar bed. Mijn schema was perfect en ik dacht zelfs aan tijden sneller dan 3:15.
Daarna werd alles anders. Op mijn werk kreeg ik het druk met het geven van colleges en ik volgde een tijdsintensieve econometriecursus in Utrecht. Aan het einde van elke dag was ik moe. Maar goed, er moest getraind worden en als mijn schema voorschreef dat ik een duurloop moest doen dan deed ik een duurloop. Langzaam maar zeker raakte ik in de ban van mijn schema. Ik veranderde zogezegd van de vrolijke Hobbit Smeagol (nee ik heb geen haren op mijn voeten) in een afzichtelijke Gollem. Het gevolg was een achillespeesontsteking: zes weken voor de marathon.
De weken erna waren k*t. Ik wilde trainen, maar kon niet trainen. Ik was nog steeds bezeten van de marathon en deed alles om zo snel mogelijk te herstellen. Ik ging naar de fysiotherapeut, de sportmasseur en de sportschool. Als ik op dat moment de biostabiel had gekend, had ik het waarschijnlijk geprobeerd. Sukkel, die ik was. Ik haatte mijn schema!
De blessure had een groot deel van mijn voorbereiding verknald, waardoor mijn droomdebuut op de marathon slechts een droom bleef. Ik liep de marathon in 3uur en 35minuten en was helemaal niet blij. Sterker nog: ik was chagrijnig, kotsmisselijk en helemaal niet blij toen ik over een hek hing aan het einde van de Coolsingel. Dit had ik me niet voorgesteld toen ik als klein jongetje grote namen als Belayneh Densamo en Marti ten Kate in Rotterdam over de finish zag gaan.
In de trein naar huis zat een jongen tegenover mij. Hij had ook de marathon gelopen en droeg zijn medaille vol trots om zijn nek. Hij heeft op het traject Rotterdam - Utrecht al zijn vrienden en zijn hele familie gebeld om te vertellen dat hij binnen de vijf uur was gebleven. Hij was de koning te rijk en had de dag van zijn leven gehad. Ik, daarentegen, was anderhalf uur sneller dan hij en was teleurgesteld. Teleurgesteld in mijn schema, maar vooral teleurgesteld in mezelf.
Afgelopen dinsdag dacht ik aan die jongen in de trein, die, zonder het te weten, een enorme invloed heeft gehad op mijn sportbeleving na die eerste marathon. Hij is onder andere verantwoordelijk voor het feit dat ik sinds die eerste marathon het plezier in sporten belangrijker vind dan de prestatie (hoewel plezier en prestatie wat mij betreft wel deels van elkaar afhankelijk kunnen zijn). Ook heb ik sindsdien geen enkel trainingsschema meer gevolgd.
Geen enkel schema tot vorige maand, want voor Frankfurt heb ik besloten om weer aan de hand van een schema te trainen! Volgens mijn schema moest ik afgelopen dinsdag een duurloop doen van 90minuten. Omdat het dinsdag pappadag is, ging Enora mee in de kinderwagen. Ook gingen de berenkoekjes, de speen (voor de zekerheid) en de Ernie-knuffel mee.
90 minuten lang hobbelden we samen door de weilanden en zongen we kinderliedjes (Ik zong "klap eens in je handjes" en Enora deed de gebaren met een vertraging van een paar seconden). Ook stopten we bij alle dieren die we tegenkwamen. Als we stopten bij de schapen blaatten we en als we stopten bij de koeien loeiden we. We hadden lol ook al stonden onze pauzes niet in mijn schema. We waren net twee vrolijke Hobbits.
Mooi! En ik geniet van het lezen! Groetjes Corrine
BeantwoordenVerwijderenLike
BeantwoordenVerwijderen