Wat een idiote wereld, dacht hij toen hij uit het raam keek.
Een uur geleden had hij al een groep mafketels gezien bij het water. Sommigen
hadden een strakke zwembroek aan. Dat vond hij bij een temperatuur van achttien
graden op zijn zachts gezegd bijzonder. De meesten daarentegen liepen in een rubberen
duikerspak. Tenminste, dat is wat hij er van kon maken. Ga dan niet het water
in, had hij tegen zichzelf gezegd toen hij onderweg was naar huis.
Het was een lange dag geweest. Vandaag was hij wezen
klussen. Een oude kennis van zijn vader was pas verhuisd naar Klein Wetsinge en
er waren nog wel een paar helpende handen nodig om de oude, ietwat statige
boerderij, dat door de huizenmarktcrisis voor een prikkie was gekocht, op te
knappen. Het was voor hem de manier om rond te komen, want economisch zat het
tij niet mee en wit werk was niet onmiddellijk voor handen.
Zeker niet in Garnwerd, zijn geboortedorp. De plek waar hij
nu nog steeds woonde en de plek waar hij waarschijnlijk ook dood zou gaan. Economisch
gezien moet Garnwerd het hebben van toeristen. Mensen die, aan het water, willen
genieten van het “beschermde dorpsgezicht” en tegen maniakale prijzen koffie en
appelgebak bestellen bij café Hammingh. Vanachter het raam van zijn overerfde
woning van neef Eltjo, die zelf de kleinzoon was van een oude herenboer, zag
hij ze komen en gaan. Groepjes ouwevandagen op elektrische fietsen die vanuit
Feerwerd of Steentil een pitstop hielden aan het Reitdiep. Ook zag hij
regelmatig studentikoze jongens en meisjes op wielrenfietsen sprinten om als
eerste het plaatsnaambordje van zijn dorp gepasseerd te hebben. Hij dacht er
het zijne van. Wat deden die lui eigenlijk voor de kost?
Hij zag zijn vette haren, stoppelbaard en scheve neus
weerspiegelen in het raam en dacht zelfs te zien dat er wallen onder zijn ogen
zaten. De zomer van 2012, dacht hij: alleen, werkloos, Nederland voortijdig uit
het EK, en dan ook nog eens kutweer. Veel erger kon het niet worden. Hoewel,
als Duitsland morgen weer wint, dat zou nog erger zijn.
Kleine groepjes fietsers kwamen voorbij. Weer zo’n club. Sommigen
van hen herkende hij: dat waren die duikers. Keuvelend en bijna allemaal
dezelfde rood-blauwe tenues. Zie ons eens gezellig met zijn allen in dezelfde
pakjes rondrijden. Wat een sekte, dacht hij. Hij moest er haast van lachen toen
hij opmerkte dat deze groep fietsers, naast de identieke outfits, ook allemaal
eenzelfde soort stuur op de fiets had zitten. Hij kon het niet precies duiden,
maar het leken op koehoorns, alleen dan zwart en dunner. Hij zag het nut er
niet van in, want het meerendeel zat recht overeind op de fiets. Alsof ze
zojuist een wedstrijd hadden gereden. Hij schoot spontaan in een stuip toen een
éénling met een veel te grote helm voorbij fietste. Haha, wat een helm. Die
wordt vast zo gelanceerd naar Mars. Mafketel.
Toen de kudde rood-blauwe fietsers voorbij was getrokken,
besloot hij om een boterham met leverworst te smeren en naar zijn moestuin te
gaan. Hij trok zijn legergroene laarzen aan en deed geen jas aan. Als ze het
Reitdiep induiken dan is een jas ook niet nodig. Bij het verlaten van het huis
zag hij de overbuurvrouw. “Eens kijken of ik binnenkort bloemkool kan maken”,
riep hij, alsof de meewarige blik van de buurvrouw synoniem was aan de vraag
wat hij op dit late tijdstip nog ging doen. Hij wachtte een reactie van de
buurvrouw niet eens af en liep de hoek om. Hij werd weer een beetje vrolijk van
de gedachte aan bloemkool. Aardappelen,
bloemkool, appelmoes, en een beetje jus. Lekker.
Hij was de hoek nog niet om of hij zag een peloton
hardlopers voorbij razen. Mannen en vrouwen. De meeste van zijn leeftijd, maar
een paar waren duidelijk ouder. "Ach nee, het zijn diezelfde mafketels weer met
hun te strakke blauw-rode pakjes". Wat zijn er boel idioten op deze wereld. "Ze zullen wel plezier hebben", stamelde hij. Hij vervolgde zijn weg richting moestuin en
probeerde niet aan de idioterie van daarnet te denken. Bloemkool met appelmoes,
dat gaat de wereld redden, mompelde hij in zichzelf. Hij was zich ervan bewust
dat hij vandaag erg cynisch was.