woensdag 27 juni 2012

Herinnering aan de Speedman

Elke keer als ik een reclame over smeerkaas op televisie zie, denk ik terug aan een lunch die ik ooit had met mijn klasgenoten van de middelbare school. Het was september 1997 en we waren een week in Parijs op schoolreis. Het was de week van het overlijden van Lady Di en, hoe ongepast of toepasselijk dan ook, zongen we de hele week: "Is er leven na de dood?" van Freek de Jonge, die op dat moment op nummer 1 in de top 40 stond. De lunch vond plaats langs de Seine en was niet bijzonder. Het was een een goedkoop stokbroodje met camembert. Het brood was van het soort dat je koopt in de supermarkt als je op zaterdagavond even voor sluitingstijd erachter komt dat je nog geen ontbijt in huis hebt voor de volgende ochtend. Droog dus. Zo droog, dat aan het einde van de week ik schaafwonden in mijn gehemelte had en ik geen camembert meer kon zeggen. Hoewel de lunch slechts een detail was van een enerverende week, is het de meest scherpe herinnering die ik heb aan onze schoolreis naar Parijs.

Als ik over vijf jaar terugdenk aan de Speedman triatlon van twee weken geleden, dan zal waarschijnlijk hetzelfde gebeuren. De zaken die belangwekkend zijn en die ik in een regulier wedstrijdverslag zou verslaan, zullen mij niet meer helder voor de geest staan. Ik zal dan waarschijnlijk vergeten zijn dat ik voor mijn doen zeer behoorlijk heb gezwommen. Zeker na de aaneenschakeling van teleurstellende open-water-trainingen in de weken ervoor. Ook zal ik hoogstwaarschijnlijk vergeten zijn dat ik nooit sneller was op de olympische afstand dan de twee-uur-zeven-en-nog-iets die ik op mijn stopwatch zag staan nadat ik de finish was gepasseerd. Nee, als ik nu een voorspelling moet doen over datgene wat mij bij zal blijven dan zal dat waarschijnlijk mijn drievoudige ontmoeting zijn met oud-GVAV-er en goede bekende: Jan Willem. 

Ruim een uur voor de start van de OD kwamen wij elkaar voor het eerst tegen. Na de gebruikelijke ditjes-en-datjes sloot Jan Willem af met de woorden: "Ik zie je wel op het loopparkoers", waarop ik antwoordde: "Dus je gaat er van uit dat ik weer slecht zwem en fiets". Mijn onverbeterlijke opmerking zette de toon. Zelfs al zou ik goed presteren, ik was nog nooit sneller van de fiets en eerder op het loopparkoers dan Jan Willem. Dat wist hij natuurlijk ook. Al lachend begonnen we daarom met onze wedstrijdvoorbereiding.

De tweede ontmoeting was tijdens de tweede fietsronde. Ik kreeg Jan Willem bij het verlaten van Enumatil in het vizier en kwam langzaam maar zeker dichterbij. Bij het ingaan van Oostwold zat ik vlak achter hem. Ik hield even in, nam een slok sportdrank, schakelde bij en zette een versnelling in: "Kom op Bossie" zei ik, terwijl ik hem passeerde. Zijn reactie was even onverwacht als motiverend. "Dit moet toch niet gekker worden, komt die Jong-A-Pin ineens voorbij , ..., ...". Ik zal het citaat hier eindigen, maar bij het verlaten van Oostwold, zeker een minuut later, hoorde ik hem nog steeds brullen.

Vanwege een keerpunt in het loopparkoers kwamen we elkaar een derde keer tegen. Ik was het looponderdeel te hard gestart en had na het keerpunt net mijn ritme gevonden. Jan Willem daarentegen moest zijn dieselmotor nog op gang krijgen. "Je hebt echt fantastisch gefietst, Richard! Echt geweldig!", coachte Jan Willem mij. Heel even maakte een onvergetelijke trots zich meester van mij. Tot ziens ritme, hallo adrenaline. Daarna heb ik nog ruim een half uur afgezien. Zo erg, dat ik bij de finish geen camembert meer kon zeggen.